De jager zorgt voor alles wat groeit en bloeit in de natuur. Zo maakt en onderhoudt hij wildakkers,
redt wild in moeilijke omstandigheden, hangt nestkasten op, maakt zijn veld aantrekkelijk voor in
het wild levende dieren, maar verlost ook wel doodzieke dieren uit hun lijden, bv bij botulisme,
een ziekte die veel bij eenden voorkomt. Wanneer een jager weet wat er in het veld leeft, kan hij
eventueel zijn maatregelen nemen, bijv. biotoopverbetering. Het kan ook gebeuren dat hij afschot
moet plegen om een te grote populatie van één soort te voorkomen, bijvoorbeeld bij wilde eenden.
De jager doet aan biotoopverbetering. Een biotoop is de natuurlijke omgeving waarin een plant of
een dier leeft, zoals een bos of een sloot.

Enkele voorbeelden van biotoopverbetering zijn; wildakkers
aanleggen, sloten beheer en zorgen voor voerakkers.
Een jager ziet er op toe dat er geen onacceptabele
verstoringen plaats vinden, zoals stropers die strikken
zetten. Hij
moet altijd voorkomen dat er schade optreedt,
binnen de regels van de wet. Er zijn verschillende vormen
van schade bijvoorbeeld vraatschade (grazende ganzen),
schilschade (konijnen die bast op eten) en bevuiling
(door grote groepen vogels).